Language of document : ECLI:EU:C:2024:561

Voorlopige editie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

M. CAMPOS SÁNCHEZ-BORDONA

van 27 juni 2024 (1)

Zaak C579/23 P

Cunsorziu di i Salamaghji Corsi – Consortium des Charcutiers Corses,

Charcuterie Fontana,

Costa et fils,

L’Aziana,

Charcuterie Passoni,

Orezza – Charcuterie la Castagniccia,

Salaisons réunies,

Salaisons Joseph Pantaloni,

Antoine Semidei,

L’Atelu Corsu

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Landbouw – Verordening (EU) nr. 1151/2012 – Bescherming van oorsprongsbenamingen (BOB) en geografische aanduidingen (BGA) – Afwijzing van de aanvragen voor ,Jambon sec de l’Île de Beauté’, ,Lonzo de l’Île de Beauté’ en ,Coppa de l’Île de Beauté’ – Voorwaarden voor registratie van namen – Voorstelling van de eerdere BOB’s ,Jambon sec de Corse/Prisuttu’, ,Lonzo de Corse/Lonzu’ en ,Coppa de Corse/Coppa di Corsica’ – Omvang van het toezicht door de Commissie op de registratieaanvragen”






1.        Deze hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht van 12 juli 2023(2) houdende verwerping van het beroep tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1879(3), waarbij de registratie van drie beschermde geografische aanduidingen (hierna: „BGA’s”) is afgewezen.

2.        De Europese Unie beschikt over een hoogontwikkeld systeem voor de bescherming van geregistreerde namen van landbouwproducten en levensmiddelen.(4) Dat systeem is onlangs versterkt, gewijzigd en sinds 13 mei 2024 geünificeerd bij verordening (EU) 2024/1143(5), waarmee een meer uniforme regeling voor geografische aanduidingen voor wijnen, gedistilleerde dranken en landbouwproducten wordt vastgesteld en verordening nr. 1151/2012 wordt ingetrokken. Deze nieuwe verordening 2024/1143 is niet van toepassing op het onderhavige geding, maar de bepalingen ervan zijn nagenoeg identiek aan die van verordening nr. 1151/2012 wat de in deze zaak aan de orde gestelde kwesties betreft.

3.        Verordening nr. 1151/2012 voorziet in een gemeenschappelijk en gecentraliseerd stelsel voor de bescherming van zowel beschermde oorsprongsbenamingen (hierna: „BOB’s”) als BGA’s in de hele Unie.

4.        Aanvragen tot bescherming van BGA’s worden behandeld via een samengestelde administratieve procedure waarbij de nationale autoriteiten en de Europese Commissie betrokken zijn.

5.        Tot dusver heeft het Hof zich hoofdzakelijk gebogen over geschillen die betrekking hadden op de „nationale” fase van deze procedure. Deze hogere voorziening biedt het Hof de gelegenheid te analyseren in hoeverre de Commissie in de „Europese” fase van de procedure kan weigeren om verschillende eerder door de Franse autoriteiten goedgekeurde BGA’s in het register op te nemen(6).

I.      Toepasselijke bepalingen – Verordening nr. 1151/2012

6.        In overweging 58 staat te lezen:

„Om te garanderen dat geregistreerde namen van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen en van gegarandeerde traditionele specialiteiten voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, moeten aanvragen worden onderzocht door de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten, onder naleving van gemeenschappelijke minimumvoorschriften, mede omvattende een nationale bezwaarprocedure. Vervolgens moet de Commissie de aanvragen grondig onderzoeken om te garanderen dat deze geen kennelijke fouten bevatten en dat er rekening is gehouden met het Unierecht en met de belangen van de belanghebbenden buiten de lidstaat van de aanvraag.”

7.        In artikel 13 („Bescherming”) is bepaald:

„1.      Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

[...]

b)      elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van de producten of diensten is aangegeven, of indien de beschermde naam is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ‚soort’, ‚type’, ‚methode’, ‚op de wijze van’, ‚imitatie’ en dergelijke, ook wanneer deze producten als ingrediënt worden gebruikt;

[...]

3.      De lidstaten ondernemen passende administratieve of juridische stappen om het onrechtmatige gebruik van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen als bedoeld in lid 1, voor in de betrokken lidstaat geproduceerde en verhandelde producten, te voorkomen of te beëindigen.

[...]”

8.        Artikel 49 („Aanvraag tot registratie van namen”) schrijft voor:

„1.      Alleen groeperingen die werken met de producten met de te registreren naam kunnen een aanvraag tot registratie van namen krachtens de in artikel 48 bedoelde kwaliteitsregelingen indienen. [...]

[...]

2.      Indien een aanvraag krachtens de in titel II vastgestelde regeling betrekking heeft op een geografisch gebied in een lidstaat of indien een aanvraag krachtens de in titel III vastgestelde regeling door een in een lidstaat gevestigde groepering wordt opgesteld, wordt de aanvraag gericht tot de autoriteiten van die lidstaat.

De lidstaat onderzoekt de aanvraag op gepaste wijze om te controleren of deze gerechtvaardigd is en aan de voorwaarden van de desbetreffende regeling voldoet.

3.      De lidstaat voorziet als onderdeel van het in lid 2, tweede alinea, van dit artikel bedoelde onderzoek in een nationale bezwaarprocedure die een adequate openbaarmaking van de aanvraag garandeert en voorziet in een redelijke termijn waarbinnen elke natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang die op het grondgebied van de lidstaat is gevestigd of woonachtig is, bezwaar tegen de aanvraag kan aantekenen.

De lidstaat toetst de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften die in het kader van de regeling van titel II of van titel III worden ingediend aan de hand van de in artikel 10, lid 1, respectievelijk artikel 21, lid 1, genoemde criteria.

4.      Indien de lidstaat, na de beoordeling van eventueel ontvangen bezwaarschriften, oordeelt dat aan de vereisten van deze verordening is voldaan, kan hij een gunstig besluit nemen en bij de Commissie een aanvraagdossier indienen. De lidstaat stelt de Commissie in dat geval in kennis van de ontvankelijke bezwaarschriften welke in ontvangst zijn genomen van natuurlijke of rechtspersonen die de desbetreffende producten legaal op de markt hebben gebracht waarbij zij de desbetreffende benamingen gedurende minstens vijf jaar vóór de in lid 3 bedoelde datum van openbaarmaking onafgebroken hebben gebruikt.

De lidstaat zorgt ervoor dat zijn gunstige besluit openbaar wordt gemaakt en dat elke betrokken natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang de gelegenheid krijgt beroep aan te tekenen.

De lidstaat zorgt ervoor dat de versie van het productdossier waarop het gunstig besluit betrekking heeft, bekend wordt gemaakt, en dat het productdossier elektronisch toegankelijk is.

Met betrekking tot beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen zorgt de lidstaat ook voor adequate openbaarmaking van de versie van het productdossier waarop de Commissie haar besluit uit hoofde van artikel 50, lid 2, neemt.

5.      Indien de aanvraag krachtens de in titel II vastgestelde regeling betrekking heeft op een geografisch gebied in een derde land of indien een aanvraag krachtens de in titel III vastgestelde regeling door een in een derde land gevestigde groepering wordt opgesteld, wordt de aanvraag bij de Commissie ingediend, hetzij rechtstreeks, hetzij via de autoriteiten van het betrokken derde land.

[...]”

9.        In artikel 50 („Onderzoek door de Commissie en openbaarmaking ten behoeve van bezwaar”) heet het:

„1.      De Commissie onderzoekt op gepaste wijze alle door haar uit hoofde van artikel 49 ontvangen aanvragen om te controleren of de aanvraag gerechtvaardigd is en aan de voorwaarden van de toepasselijke regeling voldoet. Dit onderzoek neemt niet langer dan zes maanden in beslag. Indien deze termijn wordt overschreden, stelt de Commissie de aanvrager schriftelijk in kennis van de redenen voor de vertraging.

De Commissie maakt ten minste maandelijks de lijst openbaar van de namen waarvoor bij haar registratieaanvragen zijn ingediend, en de datum waarop die aanvragen zijn ingediend.

[...]”

10.      Artikel 52 („Besluit inzake registratie”) bepaalt:

„1.      Indien de Commissie, op basis van de informatie waarover zij beschikt, naar aanleiding van het krachtens artikel 50, lid 1, eerste alinea, verrichte onderzoek, oordeelt dat niet aan de registratievoorwaarden wordt voldaan, stelt zij uitvoeringshandelingen vast waarbij de aanvraag wordt verworpen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 57, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.      Indien de Commissie geen aankondiging van bezwaar of geen ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift krachtens artikel 51 ontvangt, stelt zij zonder de in artikel 57, lid 2, bedoelde procedure toe te passen, uitvoeringshandelingen vast waarbij de naam wordt geregistreerd.

3.      Indien de Commissie een ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift ontvangt, doet zij, na het in artikel 51, lid 3, bedoelde gepaste overleg en rekening houdend met de resultaten van dat overleg, het volgende:

a)      ofwel registreert zij, indien er een overeenstemming is bereikt, de naam door middel van uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld zonder toepassing van de in artikel 57, lid 2, bedoelde procedure, en wijzigt zij, indien nodig, de krachtens artikel 50, lid 2, bekendgemaakte informatie, mits deze wijzigingen niet ingrijpend zijn;

b)      ofwel stelt zij, indien er geen overeenstemming is bereikt, uitvoeringshandelingen vast waarbij over de registratie wordt besloten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 57, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4.      Registratieakten en besluiten inzake verwerping worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.”

II.    Voorgeschiedenis

11.      De voorgeschiedenis van het geding is in de punten 4 tot en met 9 van het bestreden arrest uiteengezet en wordt hieronder samengevat.

12.      De namen „Jambon sec de Corse”/„Jambon sec de Corse – Prisuttu”, „Lonzo de Corse”/„Lonzo de Corse – Lonzu” en „Coppa de Corse”/„Coppa de Corse – Coppa di Corsica” zijn op 28 mei 2014 als BOB’s geregistreerd bij drie uitvoeringsverordeningen.(7)

13.      In december 2015 heeft het Consortium des Charcutiers Corses bij de Franse nationale autoriteiten zeven aanvragen tot registratie als BGA ingediend krachtens verordening nr. 1151/2012. De zeven aanvragen hadden betrekking op de volgende namen: „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Coppa de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté”, „Saucisson sec de l’Île de Beauté”, „Pancetta de l’Île de Beauté”, „Figatelli de l’Île de Beauté” en „Bulagna de l’Île de Beauté”.

14.      Op 20 april 2018 hebben de ministre de l’Agriculture et de l’Alimentation (minister van Landbouw en Voedselvoorziening) en de ministre de l’Économie et des Finances (minister van Economische Zaken en Financiën) zeven besluiten tot goedkeuring van de zeven bijbehorende productdossiers vastgesteld teneinde deze dossiers ter goedkeuring naar de Commissie te verzenden.

15.      Bij verzoekschriften die zijn ingediend bij de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk) heeft het syndicaat dat houder(8) was van de productdossiers van de BOB’s „Jambon sec de Corse – Prisuttu”, „Coppa de Corse – Coppa di Corsica” en „Lonzo de Corse – Lonzu”, op 27 juni 2018 nietigverklaring gevorderd van de besluiten van 20 april 2018 tot goedkeuring van de productdossiers van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Coppa de l’Île de Beauté” en „Lonzo de l’Île de Beauté”. Dat syndicaat was met name van mening dat „Île de Beauté” een nabootsing was of een voorstelling opriep van het begrip „Corse” en dat dit dus aanleiding gaf tot verwarring met namen die reeds eerder als BOB waren geregistreerd.

16.      Op 17 augustus 2018 hebben de Franse autoriteiten de zeven aanvragen tot registratie van de namen van de Corsicaanse charcuterieproducten als BGA, aan de Commissie doorgestuurd.

17.      Wat betreft de aanvragen tot registratie van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de Beauté” als BGA, heeft de Commissie aan de Franse autoriteiten twee brieven gestuurd – op 12 februari 2019 en 24 november 2020 – met een verzoek om verduidelijking, met name met betrekking tot de vraag of deze namen mogelijk niet in aanmerking komen voor registratie.

18.      De nationale autoriteiten hebben geantwoord dat zij van mening waren dat de twee productgroepen (dat wil zeggen de geregistreerde BOB’s en de aanvragen tot bescherming als BGA) duidelijk verschillend waren wat betreft de producten, en dat er voor hen een voldoende groot onderscheid tussen de namen was.

19.      Bij arrest van 19 december 2019 [betreffende de naam „Jambon sec de l’Île de Beauté” (BGA)] en bij twee arresten van 13 februari 2020 [betreffende respectievelijk de namen „Coppa de l’Île de Beauté” (BGA) en „Lonzo de l’Île de Beauté” (BGA)] heeft de Conseil d’État de drie verzoekschriften van het syndicaat dat de BOB’s beheert afgewezen.

20.      De Conseil d’État was met name van oordeel dat „verzoekers niet op goede gronden [kunnen] stellen dat het bestreden besluit in strijd is met [...] artikel 13, lid 1, onder b), van [verordening nr. 1151/2012]” (punt 5 van de drie arresten van de Conseil d’État).

21.      Na analyse van de aanvragen tot registratie van de zeven Corsicaanse charcuterieproducten als BGA heeft de Commissie bij uitvoeringsbesluit 2021/1879 geweigerd om drie ervan in het register op te nemen. De vier andere aanvragen die de Franse autoriteiten hadden doorgestuurd, zijn daarentegen wel goedgekeurd.(9)

III. Procedure bij het Gerecht

22.      Op 20 januari 2022 hebben het Consortium des Charcutiers Corses en verschillende aangesloten producenten bij het Gerecht beroep tot nietigverklaring van het litigieuze besluit ingesteld.

23.      Het Gerecht heeft het beroep tot nietigverklaring op 12 juli 2023 verworpen en verzoekers verwezen in de kosten.

24.      Verzoekers hebben twee middelen tot nietigverklaring aangevoerd: a) de Commissie heeft haar bevoegdheden overschreden, en b) de nationale autoriteiten en de Conseil d’État hebben voldoende aangetoond dat de drie registratieaanvragen in overeenstemming waren met de artikelen 7 en 13 van verordening nr. 1151/2012.

25.      De redenen waarom het Gerecht het beroep heeft verworpen, kunnen als volgt worden samengevat:

–        Van de Commissie, die krachtens artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 de registratieaanvraag dient te weigeren indien zij van mening is dat niet aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, kan niet worden verlangd dat zij de registratie van een naam aanvaardt indien zij van mening is dat het gebruik van die naam in de handel onrechtmatig is.

–        De mogelijke voorstelling speelt een rol bij de vraag of een naam in aanmerking komt voor registratie op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012. Deze bepaling vormt, gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1, onder b), van dezelfde verordening, een geldige rechtsgrondslag voor de weigering om een naam te registreren.(10)

–        Zelfs indien de nationale autoriteiten van mening zijn dat – wanneer zij de Commissie een registratieaanvraag hebben doorgestuurd – die aanvraag voldoet aan de voorwaarden van verordening nr. 1151/2012, is de Commissie niet gebonden aan de beoordeling van die autoriteiten.

–        Bij de registratie van een naam als BOB of BGA beschikt de Commissie over een autonome beoordelingsmarge, aangezien zij overeenkomstig artikel 50 van verordening nr. 1151/2012 moet nagaan of aan de registratievoorwaarden is voldaan.

–        In het geval van de Corsicaanse BGA’s heeft de Commissie de aanvragen van rekwiranten grondig onderzocht.

–        De Commissie heeft haar bevoegdheden niet overschreden door de door de Franse autoriteiten doorgestuurde BGA-aanvragen af te wijzen.(11) De Commissie beschikt over een beoordelingsmarge die verschilt naargelang het gaat om de eerste stap in de procedure (waarin het dossier van de registratieaanvraag wordt samengesteld, waarna de nationale autoriteiten dat dossier eventueel doorsturen naar de Commissie), dan wel om de tweede stap in deze procedure (waarin zij deze aanvraag zelf onderzoekt).

–        Terwijl de Commissie met betrekking tot de eerste van deze twee stappen slechts een „beperkte of in het geheel geen” beoordelingsmarge heeft, is dat niet het geval voor zover het gaat om het besluit om een naam al dan niet als BOB of BGA te registreren, rekening houdend met de in artikel 7, lid 1, onder a), juncto artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 gestelde voorwaarden voor registratie. In laatstgenoemd geval beschikt de Commissie over een autonome beoordelingsmarge.

–        De Commissie heeft geen beoordelingsfout gemaakt door vast te stellen dat de drie afgewezen BGA’s een voorstelling oproepen van de namen die door de eerdere BOB’s worden beschermd, nadat vast stond dat de begrippen „Corse” en „Île de Beauté” synoniemen zijn en hetzelfde geografische gebied aanduiden. De conceptuele nabijheid van de twee begrippen is daadwerkelijk aangetoond.

IV.    Procedure bij het Hof

26.      Op 19 september 2023 hebben het Consortium des Charcutiers Corses en de aangesloten producenten deze hogere voorziening ingesteld.

27.      Rekwiranten verzoeken het Hof:

–        het bestreden arrest te vernietigen;

–        het litigieuze besluit nietig te verklaren;

–        de Commissie zowel in de in eerste aanleg als in de in hogere voorziening gemaakte kosten te verwijzen.

28.      De Commissie verzoekt het Hof:

–        de hogere voorziening af te wijzen;

–        rekwiranten in de kosten te verwijzen.

29.      Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwiranten vier middelen aan:

–        schending van de artikelen 7 en 13 van verordening nr. 1151/2012;

–        schending van de artikelen 49, 50 en 52 van verordening nr. 1151/2012;

–        schending van artikel 50 van verordening nr. 1151/2012 en van het algemene beginsel van behoorlijk bestuur;

–        schending van de artikelen 7 en 13 van verordening nr. 1151/2012 en niet-nakoming van de motiveringsplicht in het kader van de beoordeling die het Gerecht heeft gemaakt.

30.      Het Hof acht het noodzakelijk dat conclusie wordt genomen met betrekking tot de eerste twee van deze vier middelen. Mijn beoordeling zal eerst gericht zijn op het tweede middel, dat mij vanuit logisch oogpunt prioriteit lijkt te hebben, aangezien het eerder de bevoegdheden van de Commissie dan de inhoud van haar besluit betreft.

V.      Tweede middel in hogere voorziening

A.      Argumenten van partijen

31.      Rekwiranten verwijten het Gerecht dat het de in de artikelen 49 en 50 van verordening nr. 1151/2012 vastgestelde bevoegdheidsverdeling tussen de nationale autoriteiten en de Commissie met betrekking tot de procedure voor de registratie van een BGA heeft geschonden.(12)

32.      Volgens hen beschikt de Commissie in de registratieprocedure over een beperkte beoordelingsmarge en kan zij slechts de formele regelmatigheid van de door de nationale autoriteiten doorgestuurde BGA-aanvraag controleren en nagaan of de nationale autoriteiten in de nationale fase van de procedure een kennelijke fout hebben gemaakt.

33.      De Commissie betwist deze argumenten en verklaart dat de redenering en de oplossing van het Gerecht in het bestreden arrest correct zijn.

B.      Beoordeling

34.      De registratie van een BGA wordt behandeld via een samengestelde administratieve procedure, waarbij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat en de Commissie betrokken zijn. Dit blijkt uit overweging 58 van verordening nr. 1151/2012.(13)

35.      De registratieprocedure voor BGA’s(14) bestaat uit een eerste nationale fase, die wordt geregeld in artikel 49 van verordening nr. 1151/2012. Die fase begint met de aanvraag tot registratie van de BGA, die door de betrokken producentengroepering wordt ingediend bij de autoriteiten van de lidstaat waar het productiegebied geografisch is gelegen.

36.      De nationale autoriteit moet de aanvraag op gepaste wijze onderzoeken om te controleren of deze gerechtvaardigd is en aan de materiële voorwaarden van verordening nr. 1151/2012 voldoet.(15) De lidstaat garandeert de adequate openbaarmaking van de aanvraag en voorziet in een redelijke termijn waarbinnen elke natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang die op het grondgebied van de lidstaat is gevestigd of woonachtig is, bezwaar tegen de aanvraag kan aantekenen.(16)

37.      De nationale autoriteiten beoordelen de ontvangen bezwaarschriften en beslissen of de aanvraag voldoet aan de vereisten van verordening nr. 1151/2012. Indien hun beoordeling positief is, stellen zij een besluit vast. Zij moeten er ook voor zorgen dat het productdossier waarop het gunstig besluit betrekking heeft, bekend wordt gemaakt, en dat het productdossier elektronisch toegankelijk is.(17) De lidstaat zorgt er bovendien voor dat zijn gunstige besluit openbaar wordt gemaakt en dat elke betrokken natuurlijke of rechtspersoon met een rechtmatig belang de gelegenheid krijgt om beroep aan te tekenen.(18)

38.      Indien het besluit van de nationale autoriteit gunstig is, wordt de nationale fase afgesloten met de verzending van het dossier van de aanvraag tot registratie van een BGA aan de Commissie, vergezeld van de ontvankelijke bezwaarschriften die in ontvangst zijn genomen.(19)

39.      In het geval van aanvragen tot registratie van een BGA uit derde landen bestaat er logischerwijs geen nationale fase. De procedure wordt gevoerd voor de Commissie, waarbij de gehele beslissingsbevoegdheid geconcentreerd is.(20)

40.      De Europese fase van de procedure voor de registratie van een BGA, zoals geregeld in artikel 50 van verordening nr. 1151/2012, begint met het onderzoek dat de Commissie na ontvangst van het nationale besluit moet verrichten om te controleren of de aanvraag gerechtvaardigd is en voldoet aan de voorwaarden die voor BOB’s zijn vastgesteld.

41.      Indien de Commissie na dit onderzoek (dat niet langer dan zes maanden mag duren) van oordeel is dat „niet aan de registratievoorwaarden wordt voldaan”, wordt de aanvraag tot registratie van de BGA verworpen.(21) Indien zij daarentegen de aanvraag goedkeurt, dan maakt zij het enig document en de publicatiegegevens van het productdossier in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.(22)

42.      Na de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie kunnen de autoriteiten van een lidstaat of van een derde land of een natuurlijke of rechtspersoon die een rechtmatig belang heeft en in een derde land is gevestigd, bij de Commissie een aankondiging van bezwaar indienen. De Commissie stuurt deze aankondiging door naar de nationale autoriteit die de aanvraag heeft ingediend(23) en er wordt een procedure ingeleid indien het bezwaar wordt bevestigd(24).

43.      Indien geen aankondiging van bezwaar (of geen ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift) wordt ontvangen, stelt de Commissie het besluit vast waarbij de BGA wordt geregistreerd. De Commissie gaat op dezelfde wijze te werk, indien na ontvangst van een ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift overeenstemming wordt bereikt nadat overleg is gepleegd in de zin van artikel 51, lid 3, van verordening nr. 1151/2012. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, stelt de Commissie in voorkomend geval uitvoeringshandelingen vast waarbij de BGA wordt geregistreerd.(25)

44.      Registratieakten en besluiten inzake verwerping van de registratie van de BGA worden in elk geval bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.(26)

45.      Het Hof heeft de gelegenheid gehad om de kenmerken van deze samengestelde administratieve procedure te verduidelijken in zijn rechtspraak. Anders dan bij de bestaande samengestelde procedures in het kader van de bankenunie(27) (waar de nationale fase louter ter voorbereiding dient van de Europese fase, waarin de beslissingsbevoegdheid geconcentreerd is bij de instelling of het orgaan van de Unie), staat de nationale fase van de procedure voor de registratie van een BGA op zichzelf, aangezien de nationale autoriteiten besluiten vaststellen met gevolgen voor derden (en niet louter voorbereidende besluiten) en die besluiten onderworpen zijn aan de toetsing van de nationale rechterlijke instanties.

46.      In het arrest GAEC Jeanningros(28) heeft het Hof zijn rechtspraak over de nationale fase van procedures voor de registratie van BGA’s bestendigd. Het heeft met name benadrukt dat de autoriteiten van de betrokken lidstaat een specifieke en autonome beslissingsbevoegdheid genieten in die nationale fase.

47.      Het Hof heeft verklaard dat „verordening nr. 1151/2012 een stelsel van bevoegdheidsverdeling invoert, in die zin dat de Commissie het besluit om een benaming als beschermde geografische aanduiding te registreren met name slechts kan vaststellen indien de betrokken lidstaat bij haar een daartoe strekkende aanvraag heeft ingediend, en dat een dergelijke aanvraag slechts kan worden gedaan indien die lidstaat is nagegaan of zij gerechtvaardigd was. Dat stelsel van bevoegdheidsverdeling is onder meer te verklaren door het feit dat voor de registratie van een beschermde geografische aanduiding moet worden nagegaan of een aantal voorwaarden is vervuld, hetgeen in belangrijke mate een grondige kennis vereist van gegevens die specifiek zijn voor de betrokken lidstaat en die de bevoegde autoriteiten van deze staat het best kunnen controleren”.(29)

48.      Volgens die rechtspraak heeft de nationale autoriteit de controle over de procedure voor de registratie van een BGA, wat onder andere(30) wordt gerechtvaardigd door het volgende:

–        De producentengroeperingen zijn verplicht de procedure in te leiden bij de bevoegde nationale autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de BGA zich bevindt. Deze groeperingen kunnen hun aanvraag niet rechtstreeks bij de Commissie indienen.

–        De nationale autoriteit gaat na of het voorstel verenigbaar is met de materiële vereisten van verordening nr. 1151/2012, aangezien net zij over de grondige kennis beschikt om de specifieke kenmerken van de producten waarvoor bescherming door een BGA wordt aangevraagd.

–        De autoriteit van de lidstaat is bevoegd om de aanvraag tot registratie van de BGA in de nationale fase goed te keuren of af te wijzen. Zij heeft dus de sleutel in handen om de volgende fase van de procedure in te leiden door de aanvraag door te sturen naar de Commissie. Zonder gunstig besluit van de nationale autoriteit kan de Commissie geen BGA registreren.

–        De nationale autoriteit kan de bij de Commissie ingediende aanvraag tot registratie van de BGA intrekken alvorens de Commissie deze registreert.

49.      Aangezien de controle over de nationale fase van deze samengestelde procedure bij de nationale autoriteit berust, zijn haar besluiten niet slechts voorbereidende handelingen voor het daaropvolgende besluit van de Commissie, maar staan zij op zichzelf en hebben zij rechtsgevolgen voor de aanvragers van de BGA. Het Hof aanvaardt derhalve dat besluiten van nationale autoriteiten met betrekking tot de registratie van een BGA onderworpen zijn aan toetsing door de nationale rechterlijke instanties.(31)

50.      Volgens rekwiranten leidt de omstandigheid dat de nationale fase van de procedure op zichzelf staat tot een afzwakking van de Europese fase van de procedure, in die zin dat de Commissie alleen zou mogen nagaan of het door de nationale autoriteit doorgestuurde dossier volledig is en zou mogen controleren of deze nationale autoriteit geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

51.      Aangezien het Gerecht in het bestreden arrest niet heeft geoordeeld dat de Europese fase van de procedure de Commissie een dermate beperkte beoordelingsmarge toekent, betogen rekwiranten op basis van deze premisse dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de artikelen 49 en 50 van verordening nr. 1151/2012.

52.      Naar mijn mening heeft het Gerecht echter geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

53.      De Commissie onderzoekt de door de nationale autoriteiten doorgestuurde aanvragen „om te garanderen dat deze geen kennelijke fouten bevatten en dat er rekening is gehouden met het Unierecht en met de belangen van de belanghebbenden buiten de lidstaat van de aanvraag”.(32)

54.      In artikel 50, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 wordt bevestigd dat de Commissie „op gepaste wijze alle door haar uit hoofde van artikel 49 ontvangen aanvragen [onderzoekt] om te controleren of de aanvraag gerechtvaardigd is en aan de voorwaarden van de toepasselijke regeling voldoet”. Als gevolg van dit onderzoek kan de Commissie de aanvraag afwijzen indien zij „van oordeel is dat aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan” (artikel 50, lid 2, van de verordening).

55.      Hoewel verordening nr. 1151/2012 het begrip „gepast onderzoek” niet definieert, blijkt uit de lezing van de tot dusver aangehaalde bepalingen van die verordening dat de Commissie tijdens haar onderzoek niet gebonden is aan de beoordeling van de nationale autoriteiten en dat zij over een autonome beoordelingsmarge beschikt. Het Gerecht heeft daar in het bestreden arrest (punt 44) terecht op gewezen.

56.      In de Europese fase van de procedure moet de Commissie drie elementen verifiëren, die elk hun eigen logica volgen:

–        de afwezigheid van kennelijke fouten bij de behandeling van de aanvraag tot registratie van de BGA door de autoriteiten van de lidstaat;

–        de inachtneming van de belangen van de belanghebbenden en betrokkenen buiten de lidstaat van de aanvraag(33);

–        de inachtneming, in de door de nationale autoriteiten doorgestuurde aanvraag tot registratie van de BGA, van de toepasselijke bepalingen van het Unierecht.

57.      De Commissie heeft dus in de eerste plaats de bevoegdheid om te controleren of de nationale autoriteiten eventueel kennelijke fouten hebben gemaakt in de nationale fase van de procedure voor de registratie van een BGA. Dit is ook logisch, omdat deze autoriteiten in dat stadium over een materiële beslissingsbevoegdheid beschikken die aan toetsing door de nationale rechterlijke instanties is onderworpen.

58.      De verwijzing van het Hof (arrest GAEC Jeanningros, punt 25) naar het feit dat de Commissie een „beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge” heeft in procedures voor wijzigingen van het productdossier en de registratie van BGA’s heeft, zoals het Gerecht terecht heeft opgemerkt, betrekking op de nationale fase van de procedure.(34) De redeneringen in andere arresten van het Hof moeten in dezelfde zin worden opgevat.(35)

59.      Zoals het Gerecht heeft verklaard(36), heeft de Commissie in de Europese fase van deze procedures echter een autonome beoordelingsmarge en is zij niet gebonden aan de beoordeling van de nationale autoriteiten. Zij kan de registratie van BGA’s goedkeuren of weigeren op basis van haar beoordeling of al dan niet aan de voorwaarden is voldaan.

60.      De autonome beslissingsbevoegdheid van de Commissie in de Europese fase van deze procedure gaat verder dan alleen de controle op formele en kennelijke fouten in de nationale behandeling van de aanvraag. De Commissie moet de door de nationale autoriteiten goedgekeurde registratieaanvraag volledig analyseren om na te gaan of deze voldoet aan de vereisten van verordening nr. 1151/2012.

61.      Deze volledige analyse kan ertoe leiden dat de Commissie tot een ander besluit komt dan de nationale autoriteiten. In casu is dat ten dele gebeurd.(37)

62.      De bevoegdheid van de Commissie om transnationale bezwaren van belanghebbenden uit andere lidstaten tegen de registratie van een BGA te behandelen en daarover te beslissen (artikel 51 van verordening nr. 1151/2012), bevestigt haar autonome bevoegdheid om over registratieaanvragen te beslissen.(38)

63.      Evenzo vereist de uniforme toepassing van de in verordening nr. 1151/2012 vastgestelde voorwaarden voor de registratie van BGA’s dat de Commissie in de Europese fase van de procedure over een autonome bevoegdheid beschikt om de uniforme praktijk vast te stellen die de autoriteiten van de lidstaten moeten volgen. Zonder deze autonome beslissingsbevoegdheid zou er een aanzienlijk risico bestaan dat de voorwaarden voor registratie van BGA’s in de lidstaten verschillend worden toegepast.

64.      De Europese fase van de procedure zou niet op zichzelf staan indien de Commissie verplicht zou zijn om de beoordelingen van de nationale autoriteiten te volgen en geen registratieaanvragen zou kunnen afwijzen die door deze autoriteiten zijn goedgekeurd. De bij verordening nr. 1151/2012 vastgestelde procedure voor de registratie van BGA’s zou geen echte samengestelde procedure meer zijn indien de Europese fase ervan zou worden ondermijnd door de bevoegdheden van de Commissie drastisch te beperken.

65.      Net als het Gerecht ben ik dan ook van oordeel dat de Commissie bevoegd is om na te gaan of de door de nationale autoriteiten doorgestuurde aanvraag tot registratie van de BGA in overeenstemming is met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht. Bijgevolg moet het tweede middel in hogere voorziening worden afgewezen.

VI.    Eerste middel in hogere voorziening

A.      Argumenten van partijen

66.      Rekwiranten verwijten het Gerecht dat het ten onrechte de voorwaarden voor de registratie van een BGA, zoals omschreven in de artikelen 5, 6 en 7 van verordening nr. 1151/2012, heeft aangevuld met het vereiste dat de naam waarvoor registratie als BGA wordt aangevraagd, geen inbreuk maakt op de in artikel 13, lid 1, onder b), van deze verordening genoemde bescherming tegen elke voorstelling.

67.      Volgens hen is in het bestreden arrest (punten 29 en 30) terecht vastgesteld dat artikel 13 van verordening nr. 1151/2012 geen betrekking heeft op de registratie, maar op de omvang van de bescherming van geregistreerde namen, en bijgevolg „op zichzelf niet de rechtsgrondslag [kan] vormen voor afwijzing van een registratieaanvraag”.

68.      Het Gerecht is echter van deze vaststelling afgeweken en heeft in de punten 32 tot en met 40 van het bestreden arrest blijk gegeven van verschillende onjuiste rechtsopvattingen:

–        Ten eerste erkent het dat de Commissie bevoegd is om artikel 13 van verordening nr. 1151/2012 toe te passen, terwijl lid 3 van die bepaling die bevoegdheid voorbehoudt aan de lidstaten.

–        Ten tweede vereist artikel 7 van verordening nr. 1151/2012 alleen dat de naam in de handel of in het dagelijkse taalgebruik wordt gebruikt, wat een objectief feitelijk element is waarvan de wettigheid niet aan de subjectieve beoordeling van de Commissie onderworpen is. Artikel 13 van die verordening ziet niet op de registratieprocedure.

–        Ten derde beschikt de Commissie, anders dan het Gerecht heeft geoordeeld (punten 38 en 39 van het bestreden arrest), niet over de middelen en de grondige kennis van de plaatselijke tradities, de consumptiegewoonten, de geschiedenis en de cultuur en de feiten van het dossier waarover de nationale autoriteiten wel beschikken. De nationale autoriteiten hadden het gevaar dat een voorstelling wordt opgeroepen in dit geval juist uitgesloten.

69.      De Commissie betwist deze argumenten en verdedigt de gecombineerde toepassing van artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012, die door het Gerecht is bevestigd. Deze toepassing vindt voor het eerst plaats vanwege het bijzondere karakter van de situatie die is ontstaan met betrekking tot de aanvragen tot registratie van de betrokken BGA’s.

B.      Beoordeling

70.      Het bijzondere karakter van de situatie waarnaar de Commissie verwijst, vloeit voort uit een reeks feiten die in herinnering moeten worden gebracht:

–        Sinds 28 mei 2014 zijn de namen „Jambon sec de Corse”/„Jambon sec de Corse – Prisuttu”, „Lonzo de Corse”/„Lonzo de Corse – Lonzu” en „Coppa de Corse”/„Coppa de Corse – Coppa di Corsica” bij de respectieve verordeningen als BOB geregistreerd.

–        Bij deze verordeningen werd aan bepaalde op Corsica gevestigde ondernemingen die deze namen gebruikten, een overgangsperiode tot en met 27 april 2017 toegestaan om producten te blijven vervaardigen met andere kenmerken dan die welke in de productdossiers zijn vastgesteld.

–        Op die manier werden de betrokken producenten in staat gesteld om zich aan te passen aan de op het niveau van de Unie vastgestelde eisen van het productdossier of, als dat niet gebeurde, in de gelegenheid gesteld om de gebruikte verkoopbenaming te wijzigen.

–        Tijdens de overgangsperiode zijn deze ondernemingen begonnen met het maken (in 2014) en het in de handel brengen (vanaf 2015) van producten met de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de Beauté”.

–        De Franse autoriteiten hebben gedoogd dat de drie in 2014 geregistreerde BOB’s en de drie namen die naar dezelfde soorten Corsicaanse charcuterieproducten verwijzen, tussen 2015 en april 2017 naast elkaar bestonden.

–        De ondernemingen waaraan de overgangsperiode was toegestaan, hebben aanvragen tot registratie als BGA van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de Beauté” ingediend bij de Franse autoriteiten en deze aanvragen zijn aan de Commissie doorgestuurd op 17 augustus 2018, te weten op een datum waarop niet langer rechtmatig gebruik van die namen kon worden gemaakt, daar de overgangsperiode was verstreken.

–        De Franse autoriteiten hebben deze drie registratieaanvragen goedgekeurd op grond dat zij geen voorstelling van de geregistreerde BOB’s opriepen.(39) Zij hebben in dit verband aangevoerd dat: i) de twee productgroepen (dat wil zeggen de geregistreerde BOB’s en BGA-kandidaten) duidelijk verschillend zijn wat betreft grondstoffen (rassen, geslacht gewicht), omschrijvingen, specificaties, productievolumes en verkoopprijzen; ii) er een voldoende groot onderscheid tussen de namen is, net als tussen de uitspraak ervan, waarbij er geen sprake is van homoniemen en het verschillende logo’s betreft (BOB en BGA)(40); iii) de consumenten – gezien de verschillen tussen de producten en de namen en gezien de precedenten – zich zeer goed bewust zijn van het kwaliteitsverschil tussen de producten waarvan de naam als BOB is geregistreerd en de producten die onder de naam „Île de Beauté” in de handel worden gebracht; iv) er „voldoende onderscheid” is tussen de drie namen die de termen „Île de Beauté” bevatten en de drie overeenkomstige geregistreerde namen die de term „Corse” bevatten en hetzelfde geografische gebied bestrijken.

–        In het litigieuze besluit heeft de Commissie echter de argumenten van de Franse autoriteiten van de hand gewezen en de registratie van de drie BGA’s geweigerd, op grond dat de namen mogelijk een voorstelling oproepen van reeds geregistreerde namen voor een soortgelijk product, waardoor onmogelijk kan worden voldaan aan de in artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012 vastgestelde registratievoorwaarden.

–        In die zin is de Commissie van mening dat de namen van de drie BGA-aanvragen in strijd met artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 in de handel of in het dagelijkse taalgebruik zijn gebruikt. De aanvragen voldoen derhalve niet aan de in artikel 7, lid 1, onder a), van deze verordening gestelde voorwaarden voor registratie.

71.      De redenering van de Commissie, die het Gerecht in het bestreden arrest heeft bevestigd, lijkt mij juist en ik ben het niet eens met de argumenten die rekwiranten ter ondersteuning van hun eerste middel in hogere voorziening aanvoeren.

72.      Artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012 bepaalt dat een BGA moet beantwoorden aan een productdossier dat in elk geval de volgende elementen bevat: „de als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding te beschermen naam zoals deze wordt gebruikt in de handel of in het dagelijkse taalgebruik, en alleen in de talen die historisch werden of worden gebruikt ter beschrijving van het specifieke product in het afgebakende geografische gebied”.

73.      Zoals ik reeds heb aangeduid, is het in de Europese fase van de procedure voor de registratie van een BGA aan de Commissie om de aanvraag af te wijzen indien niet aan de noodzakelijke voorwaarden wordt voldaan. Een van deze voorwaarden is dat het productdossier een productnaam bevat die rechtmatig in de handel mag worden gebruikt.

74.      Het gebruik van een naam is onrechtmatig wanneer deze inbreuk maakt op de in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 genoemde bescherming tegen elke voorstelling. Volgens deze bepaling „[zijn] [g]eregistreerde benamingen [...] beschermd tegen [...] elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van de producten of diensten is aangegeven”.

75.      Zoals in het bestreden arrest terecht wordt opgemerkt (punten 36 en 37), zou de in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 bedoelde bescherming haar nuttig effect verliezen indien de registratie van een BGA zou worden aanvaard terwijl deze BGA een voorstelling oproept van een reeds geregistreerde BOB. Zodra deze naam als BGA is geregistreerd, zou de eerder als BOB geregistreerde naam niet meer de door die bepaling geboden bescherming tegen die BGA genieten. Daarom mag het productdossier van een aanvraag tot registratie van een BGA geen naam bevatten die een voorstelling oproept van de naam van een eerder geregistreerde BOB.

76.      Rekwiranten betogen dat het aan de nationale autoriteiten, en niet aan de Commissie, staat om te controleren of inbreuk is gemaakt op artikel 13 van verordening nr. 1151/2012. Met deze stelling ben ik het niet eens, en wel om de volgende redenen:

–        Artikel 13, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 bepaalt slechts dat de lidstaten de nodige stappen moeten ondernemen om het onrechtmatige gebruik van BOB’s en BGA’s te voorkomen of te beëindigen, hetgeen tevens een verbod omvat op namen die een voorstelling van die BOB’s of BGA’s oproepen.(41)

–        Niets in deze bepaling weerhoudt de Commissie er echter van om het gebruik te verbieden van namen die een voorstelling oproepen van eerder geregistreerde namen.

–        De Commissie moet optreden tegen elke voorstelling om te verhinderen dat er misbruik wordt gemaakt van de BOB’s en de BGA’s, en dit niet alleen in het belang van de afnemers, maar ook in het belang van de producenten die zich inspanningen hebben getroost om de kwaliteit te waarborgen van de producten die die aanduidingen rechtmatig hebben.(42)

–        Deze uitlegging is in overeenstemming met overweging 19 van verordening nr. 1151/2012: ervoor zorgen dat de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot beschermde namen in de gehele Unie op eenvormige wijze worden nageleefd, is een prioriteit.

77.      Volgens het Hof is „de regeling inzake de bescherming van BOB’s en BGA’s in wezen erop [...] gericht de consumenten te garanderen dat landbouwproducten met een geregistreerde benaming, doordat zij uit een bepaald geografisch gebied afkomstig zijn, bepaalde bijzondere eigenschappen bezitten en dus dankzij hun geografische herkomst een kwaliteitsgarantie bieden, teneinde landbouwproducenten in staat te stellen om in ruil voor een reële kwaliteitsverbetering een betere prijs te krijgen, en te voorkomen dat derden onrechtmatig profiteren van de reputatie die deze producten dankzij hun kwaliteit genieten”.(43)

78.      Het in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 opgenomen verbod van voorstelling is bedoeld om te voorkomen dat buiten het productiegebied gevestigde producenten ten onrechte profiteren van de reputatie van reeds geregistreerde BOB’s en BGA’s.

79.      Volgens het Hof „valt onder het begrip ,voorstelling’ een situatie waarin het voor de aanduiding van een product gebruikte teken een deel van een beschermde geografische aanduiding of van een BOB bevat, zodat de consument, bij het zien van de naam van het desbetreffende product, als referentiebeeld het goed waarvoor die aanduiding of benaming geldt, voor de geest zal komen”.(44) Centraal staat of de consument een voldoende direct en ondubbelzinnig verband legt tussen de voor de aanduiding van het betrokken product gebruikte term en de BGA.

80.      De rechtspraak over het begrip „voorstelling”(45) is voornamelijk tot stand gekomen naar aanleiding van verzoeken om een prejudiciële beslissing met betrekking tot merken of namen die door een BOB of BGA worden beschermd. Uitspraken waarin wordt beslist op een hogere voorziening tegen een arrest van het Gerecht waarin dit begrip is uitgelegd (en toegepast), komen minder vaak voor.

81.      Het Hof heeft geoordeeld dat de beoordelingen van het Gerecht waarbij wordt erkend of verworpen dat een nieuw onderscheidend teken (in voorkomend geval een aanvraag voor een BOB of BGA) een voorstelling van een reeds beschermde naam oproept, „feitelijke beoordelingen” zijn waartegen in beginsel niet kan worden opgekomen in hogere voorziening.(46)

82.      Uitgaande van deze premisse kan ik mij niet aansluiten bij het verwijt dat rekwiranten aan het adres van het Gerecht hebben gericht omdat het de Commissie is gevolgd in haar stelling dat er in casu sprake is van een voorstelling. Dit is een feitelijke kwestie waarover het Gerecht het laatste woord heeft en die in hogere voorziening niet kan worden getoetst.

83.      Als het Hof zou aanvaarden dat de redenering op dit punt in hogere voorziening kan worden getoetst, ben ik het met het Gerecht eens dat de voorstelling waarop het litigieuze besluit is gebaseerd, zich heeft voorgedaan.

84.      De betrokken namen die sinds 2015 in de handel worden gebruikt, verwijzen naar hetzelfde geografische gebied (het eiland Corsica) als de BOB’s. Het begrip „Île de Beauté” is een gebruikelijke uitdrukking die voor een Franse consument verwijst naar het eiland Corsica.(47) Hoewel de namen niet volledig of gedeeltelijk homoniem zijn(48), is er sprake van synonymie en kan een voorstelling niet worden uitgesloten, aangezien dat geen fonetische gelijkenis vereist.

85.      De kwaliteitsverschillen tussen de producten waarvan de namen ter registratie als BGA voorliggen en de producten waarvan de namen reeds onder een BOB vallen, worden niet op het etiket beklemtoond en zijn enkel bij een bijzonder goed geïnformeerd publiek bekend. Deze verschillen wijzen erop dat de producten die onder de BGA’s vallen van lagere kwaliteit zijn en een minder sterk verband met het productiegebied vertonen.(49) Zonder onderbouwing met objectieve studies en onderzoeken volstaan de percepties van de consument niet om het onderscheidende vermogen van de aangevraagde BGA’s ten opzichte van geregistreerde BOB’s te bevestigen.(50)

86.      Ten slotte betogen rekwiranten dat het bestreden arrest eraan in de weg staat dat verschillende namen voor soortgelijke producten uit hetzelfde gebied naast elkaar bestaan.

87.      Hoewel het Gerecht zich in het bestreden arrest niet uitdrukkelijk over dit argument heeft uitgesproken, heeft het zich wel gebogen over gevallen waarin BOB’s en BGA’s naast elkaar bestaan(51), en ik kan geen onjuiste rechtsopvatting in zijn redenering ter zake ontwaren. De door rekwiranten aangehaalde voorbeelden van gevallen waarin BOB’s en BGA’s naast elkaar bestaan, zijn aanvaard op grond van voorschriften die inmiddels zijn ingetrokken (BOB „Corse/Vin de Corse” en BGA „Île de Beauté”) of die dateren van vóór de inwerkingtreding van de regeling ter bescherming van geografische aanduidingen van de Unie (BOB „Aceto balsamico tradizionale di Modena” en BGA „Aceto Balsamico di Modena”).

88.      Krachtens de regeling van verordening nr. 1151/2012 mogen twee soortgelijke namen voor dezelfde producten uit hetzelfde gebied in beginsel niet naast elkaar bestaan, omdat een latere BGA de door die verordening aan een eerdere BOB verleende bescherming zou afzwakken, waardoor de reputatie van die BOB zou worden aangetast.

89.      Kortom, ook het eerste middel in hogere voorziening moet worden afgewezen.

VII. Kosten

90.      Aangezien deze conclusie slechts op twee middelen van de hogere voorziening is gericht en niet wordt ingegaan op de overige middelen, kan ik mij niet uitspreken over de vraag of rekwiranten moeten worden verwezen in de kosten.

VIII. Conclusie

91.      Derhalve geef ik het Hof van Justitie in overweging het eerste en het tweede middel in hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van 12 juli 2023, Cunsorziu di i Salamaghji Corsi – Consortium des Charcutiers Corses e.a./Commissie (T‑34/22, EU:T:2023:386), af te wijzen.


1      Oorspronkelijke taal: Spaans.


2      Arrest Cunsorziu di i Salamaghji Corsi – Consortium des Charcutiers Corses e.a./Commissie (T‑34/22, EU:T:2023:386; hierna: „bestreden arrest”).


3      Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 26 oktober 2021 tot afwijzing van drie aanvragen tot bescherming van een naam als geografische aanduiding overeenkomstig artikel 52, lid 1, van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad [„Jambon sec de l’Île de Beauté” (BGA), „Lonzo de l’Île de Beauté” (BGA), „Coppa de l’Île de Beauté” (BGA)] (PB 2021, L 383, blz. 1; hierna: „litigieus besluit”).


4      Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2012, L 343, blz. 1).


5      Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 betreffende geografische aanduidingen voor wijn, gedistilleerde dranken en landbouwproducten, evenals gegarandeerde traditionele specialiteiten en facultatieve kwaliteitsaanduidingen voor landbouwproducten, tot wijziging van de verordeningen (EU) nr. 1308/2013, (EU) 2019/787 en (EU) 2019/1753 en tot intrekking van verordening (EU) nr. 1151/2012 (PB L, 2024/1143).


6      Het Unieregister van geografische aanduidingen heet eAmbrosia en is beschikbaar op https://ec.europa.eu/agriculture/eambrosia/geographical-indications-register/. eAmbrosia is een wettelijk register van de namen van landbouwproducten en levensmiddelen, wijnen en gedistilleerde dranken die in de hele Unie beschermd worden. Dit register biedt rechtstreekse toegang tot informatie over alle geregistreerde geografische aanduidingen, waaronder de rechtsinstrumenten voor bescherming en de productdossiers.


7      Uitvoeringsverordening (EU) nr. 580/2014 van de Commissie van 28 mei 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Lonzo de Corse/Lonzo de Corse – Lonzu (BOB)] (PB 2014, L 160, blz. 21); uitvoeringsverordening (EU) nr. 581/2014 van de Commissie van 28 mei 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Jambon sec de Corse/Jambon sec de Corse – Prisuttu (BOB)] (PB 2014, L 160, blz. 23), en uitvoeringsverordening (EU) nr. 582/2014 van de Commissie van 28 mei 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Coppa de Corse/Coppa de Corse – Coppa di Corsica (BOB)] (PB 2014, L 160, blz. 25) (hierna: „verordeningen houdende inschrijving van de BOB’s”).


8      „Salameria Corsa” is het syndicaat dat de belangen behartigt van de producenten van Corsicaanse vleeswaren die onder de in 2014 geregistreerde BOB’s vallen (hierna: „syndicaat dat de BOB’s beheert”).


9      Uitvoeringsverordening (EU) 2023/1546 van de Commissie van 26 juli 2023 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen „Pancetta de l’Île de Beauté/Panzetta de l’Île de Beauté” (BGA), „Saucisson sec de l’Île de Beauté/Salciccia de l’Île de Beauté” (BGA), „Bulagna de l’Île de Beauté” (BGA) en „Figatelli de l’Île de Beauté/Figatellu de l’Île de Beauté” (BGA) (PB 2023, L 188, blz. 24).


10      Bestreden arrest, punt 40.


11      Bestreden arrest, punten 59‑61.


12      Rekwiranten richten hun kritiek op de punten 41 tot en met 61 van het bestreden arrest.


13      Aangehaald in punt 6 van deze conclusie.


14      Deze procedure is ook van toepassing op niet-minimale wijzigingen van het productdossier van de BGA en op de annulering van de registratie van de BGA.


15      Artikel 49, lid 2, van verordening nr. 1151/2012.


16      Artikel 49, lid 3, van verordening nr. 1151/2012.


17      Artikel 49, lid 4, eerste en derde alinea, van verordening nr. 1151/2012.


18      Artikel 49, lid 4, tweede alinea, van verordening nr. 1151/2012.


19      Dit wil zeggen, de bezwaarschriften van natuurlijke of rechtspersonen die de desbetreffende producten legaal op de markt hebben gebracht waarbij zij de desbetreffende benamingen gedurende minstens vijf jaar voordien hebben gebruikt (artikel 49, lid 4, eerste alinea, van verordening nr. 1151/2012).


20      Artikel 49, lid 5, van verordening nr. 1151/2012.


21      Artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1151/2012.


22      Artikel 50, leden 1 en 2, van verordening nr. 1151/2012.


23      Artikel 51, lid 1, vierde alinea, van verordening nr. 1151/2012.


24      De aankondiging van bezwaar moet vergezeld gaan van een met redenen omkleed bezwaarschrift, waarvan de ontvankelijkheid door de Commissie wordt onderzocht. Indien de Commissie van oordeel is dat het bezwaar ontvankelijk is, verzoekt zij de autoriteit of de persoon die bezwaar heeft aangetekend en de nationale autoriteit die de aanvraag heeft ingediend, op gepaste wijze overleg te plegen gedurende een redelijke periode van ten hoogste drie maanden (artikel 51, leden 2 en 3, van verordening nr. 1151/2012).


25      Artikel 52, leden 2 en 3, van verordening nr. 1151/2012.


26      Artikel 52, lid 4, van verordening nr. 1151/2012.


27      Zie met name arresten van 19 december 2018, Berlusconi en Fininvest (C‑219/17, EU:C:2018:1023), en 3 december 2019, Iccrea Banca, (C‑414/18, EU:C:2019:1036), en de conclusies van 27 juni 2018 (C‑219/17, EU:C:2018:502), en 9 juli 2019 (C‑414/18, EU:C:2019:574) die ik in die zaken heb genomen. Zie voorts Christina Eckes, C., D’Ambrosio, R., „Composite administrative procedures in the European Union”, Legal Working Paper Series, nr. 20, november 2020, en Di Bucci, V., „Procedural and judicial implications of composite procedures in the banking union”, in Zilioli, C., Wojcik, K.‑P., Judicial Review in the European Banking Union, Edward Elgar, 2021, blz. 114‑129.


28      Arrest van 29 januari 2020, GAEC Jeanningros (C‑785/18, EU:C:2020:46, punten 23‑27; hierna: „arrest GAEC Jeanningros”). Zie tevens arresten van 6 december 2001, Carl Kühne e.a. (C‑269/99, EU:C:2001:659), en 2 juli 2009, Bavaria en Bavaria Italia (C‑343/07, EU:C:2009:415).


29      Arrest van 15 april 2021, Hengstenberg (C‑53/20, EU:C:2021:279, punt 37, onder verwijzing naar het arrest GAEC Jeanningros, punt 24).


30      De lidstaten kunnen vanaf het einde van de nationale fase van de registratieprocedure en totdat de Commissie een besluit over de aanvraag neemt, in hun nationaal recht voorzien in een voorlopige nationale bescherming voor BGA’s, die beperkt blijft tot hun grondgebied. Dit is een uiting van de controle van de nationale autoriteit over de interne fase van deze samengestelde procedures.


31      Arrest GAEC Jeanningros, punten 31 en 37. Zie het commentaar op deze rechtspraak van Brito Bastos, F., „Judicial Annulment of National Preparatory Acts and the Effects on Final Union Administrative Decisions: Comments on the Judgment of 29 January 2020, Case C‑785/18  Jeanningros  EU:C:2020:46”, Review of European Administrative Law, 2021, nr. 2, blz. 109‑117.


32      Overweging 58 van verordening nr. 1151/2012.


33      Dit heeft tot gevolg dat de Commissie transnationale bezwaren behandelt volgens de procedure van artikel 51 van verordening nr. 1151/2012.


34      Bestreden arrest, punt 59.


35      Arresten van 6 december 2001, Carl Kühne e.a. (C‑269/99, EU:C:2001:659, punten 57 en 58), en 2 juli 2009, Bavaria en Bavaria Italia (C‑343/07, EU:C:2009:415, punten 70 en 71).


36      Bestreden arrest, punt 44.


37      Zoals ik reeds heb uiteengezet, heeft de Commissie slechts drie van de zeven door de Franse autoriteiten doorgestuurde BGA-aanvragen afgewezen.


38      Bovendien is de beslissingsbevoegdheid met betrekking tot aanvragen tot registratie van een BGA uit derde landen, waarvoor geen nationale fase van de registratieprocedure bestaat (artikel 49, lid 5, van verordening nr. 1151/2012), volledig bij de Commissie geconcentreerd.


39      Zie uitvoeringsbesluit 2021/1879, overwegingen 13‑16. In het arrest van 19 december 2019, betreffende de naam „Jambon sec de l’Île de Beauté” (BGA), en in de twee arresten van 13 februari 2020, betreffende respectievelijk de namen „Coppa de l’Île de Beauté” (BGA) en „Lonzo de l’Île de Beauté” (BGA), heeft de Conseil d’État de drie verzoekschriften van het syndicaat dat de BOB’s beheert afgewezen en de argumenten van de Franse autoriteiten om deze namen als BGA te registreren, aanvaard.


40      De Franse autoriteiten hebben opgemerkt dat er vergelijkbare gevallen van soortgelijke namen bestaan die betrekking hebben op hetzelfde geografische gebied: de geregistreerde wijnnamen „Île de Beauté” (BOB) en „Corse” (BGA), die synoniem zijn en hetzelfde geografische gebied bestrijken, en de geregistreerde landbouwnamen „Aceto balsamico tradizionale di Modena” (BOB) en „Aceto Balsamico di Modena” (BGA), die bijna volledig homoniem zijn.


41      Zie arrest van 14 juli 2022, Commissie/Denemarken (BOB Feta) (C‑159/20, EU:C:2022:561), waarin is vastgesteld dat het Koninkrijk Denemarken zijn verplichtingen krachtens artikel 13, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 niet was nagekomen door niet te hebben voorkomen dat Deense zuivelproducenten de BOB „Feta” gebruiken ter aanduiding van kaas die niet voldoet aan het productdossier van die BOB.


42      Arresten van 15 april 2021, Hengstenberg (C-53/20, EU:2021:279, punt 43), en 7 juni 2018, Scotch Whisky Association (C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 38).


43      Arresten van 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier (C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 35); 9 september 2021, Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (C‑783/19, EU:C:2021:713, punt 49), en 14 juli 2022, Commissie/Denemarken (BOB Feta) (C‑159/20, EU:C:2022:561, punt 56).


44      Arresten van 9 september 2021, Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (C‑783/19, EU:C:2021:713, punt 55); 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier (C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 26), en 7 juni 2018, Scotch Whisky Association (C‑44/17, EU:C:2018:415, punt 44).


45      Zie onder meer arresten van 7 juni 2018, Scotch Whisky Association (C‑44/17, EU:C:2018:415, punten 45, 51 en 53); 17 december 2020, Syndicat interprofessionnel de défense du fromage Morbier (C‑490/19, EU:C:2020:1043, punt 26), en 9 september 2021, Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (C‑783/19, EU:C:2021:713, punten 58‑60).


46      Arrest van 14 september 2017, EUIPO/Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto (C‑56/16 P, EU:C:2017:693, punt 126).


47      In overweging 9 van het litigieuze besluit wordt verklaard dat het gebruik van „Île de Beauté” om Corsica aan te duiden wijdverbreid is, met name op toeristische, ook niet-Franse, sites, en een overvloedige bibliografie bevestigt dat de twee termen door de consument als synoniem worden beschouwd, zodanig dat „Île de Beauté” onmiddellijk een voorstelling oproept van Corsica en omgekeerd. Zie ook bestreden arrest, punten 87, 88 en 94.


48      Artikel 6, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 verbiedt de registratie van namen die homoniem zijn met namen die reeds in het eAmbrosia-register zijn opgenomen.


49      Bestreden arrest, punten 80 en 81, en overweging 19 van het litigieuze besluit.


50      De Franse autoriteiten en de arresten van de Conseil d’État vermelden een studie van het Consortium des Charcutiers Corses, die samen met de BGA-aanvragen is ingediend, over de verschillen tussen de producten die onder deze BGA’s vallen en de producten die door BOB’s worden beschermd. In het bestreden arrest (punt 82) wordt verwezen naar een andere studie, die door hetzelfde Consortium is overgelegd en op zijn verzoek in mei 2021 is uitgevoerd, over de percepties van de consument van de verschillen tussen de BOB’s en BGA’s voor Corsicaanse charcuterieproducten, waarmee de Franse autoriteiten geen rekening konden houden. Uit de analyse die het Gerecht heeft verricht van de inhoud van deze studie (die als beoordeling van een bewijselement in beginsel niet vatbaar is voor toetsing in hogere voorziening) blijkt dat daaruit niet kan worden afgeleid dat een bepaald percentage consumenten zich bewust is van deze verschillen.


51      Bestreden arrest, punten 100‑108.

OSZAR »
OSZAR »